INLEIDING

 

De molen is een icoon in het weidse Nederlandse landschap.
De aanblik van de draaiende wieken brengt ons zonder aarzelen terug in de tijd dat gaaibollen, sjoelen en klootschieten nog de nationale volksporten waren. In de winter doemen de taferelen van de schaatsers op de doeken van Hendrick Avercamp op. In de nazomer de geur van net geoogste tarwe en versgebakken boerenbrood. Achter de aanblik van de molen gaat een geschiedenis schuil die minder Hollands is dan onze associaties doen vermoeden. De eerste windmolens stonden in Perzië en hebben zich sindsdien over de hele wereld verspreid.
In de Ooijpolder vinden we het Hollandse archetype van de molen. Om in het vlakke land meer wind te kunnen vangen werd er een 'belt' opgeworpen waarop de molen in 1868 gebouwd werd. De boeren uit Kekerdom kwamen hier om hun graan te laten vermalen, maar het is sindsdien ook een bakkerij, een groothandel in granen en kunstmest, een expositieruimte en een woonhuis geweest.

Naast zijn vele praktische functies heeft de molen altijd verhalen verteld. Toen er nog geen telefoon en internet bestond, bracht de molenaar via de wieken boodschappen over.

Aan de wiekenstand wist de molenmaker dat hij verwacht werd, de boeren dat er niet gemalen kon worden en in oorlogstijd waarschuwden de wieken onderduikers en verzetsstrijders voor onraad. Bekend is dat aan de stand van de wieken van “De Duffelt” te zien was welke “commies” dienst had aan de grens en het voor het smokkelen veilig was. Tegenwoordig zien we aan de blauwe molenaarswimpel of we welkom zijn op de molen. De verhalen die verteld worden geven inzicht in hoe de mensen vroeger leefden, hoe ons eten eigenlijk bereid wordt en hoe we omgaan met het landschap.